Vincent de Groot: "Onze dienstverlening is volledig gericht op de internationale werknemer. Door de uitgebreide ervaring met en de specifieke kennis over onder meer de fiscale omstandigheden van zeevarenden, personen werkzaam in de offshore-industrie en bij baggerbedrijven, maar ook voor andere internationaal mobiele werknemers, weet u zeker dat uw fiscale zaken in vertrouwde en deskundige handen zijn.

Bent u buiten Nederland werkzaam? Zit u met vragen over belastingen en sociale premies? Niet alleen voor het verzorgen van uw Nederlandse aangifte inkomstenbelasting, maar ook bij advisering over werken buiten Nederland of voor een buitenlandse werkgever en wonen buiten Nederland bent u bij ons aan het juiste adres!"



Translate this site


Wetenschapper blijft binnenlands belastingplichtige ondanks verblijf in de VS

De rechtbank is, alle feiten en omstandigheden afwegende, van oordeel dat gedurende het VS-verblijf een zo duurzame betrekking van persoonlijke aard met Nederland is blijven bestaan in de in 2.11 bedoelde zin.

De rechtbank wijst daartoe in het bijzonder op de volgende omstandigheden. Relevante omstandigheden zijn in de eerste plaats de nationaliteit van belanghebbende en de familiale banden met Nederland. Deze omstandigheden wegens weliswaar niet zwaar, maar wegen wel mee. Belanghebbende was voorafgaand aan het VS-verblijf in Nederland woonachtig. Belanghebbende heeft zijn woning in Nederland aangehouden voor eigen gebruik gedurende het VS-verblijf. Deze woning was voorzien van enig meubilair en inventaris, en is niet door anderen dan belanghebbende gebruikt. Voorts bleef belanghebbende in Nederland ingeschreven in de GBA.

Opmerking verdient dat belanghebbende weliswaar argumenten heeft aangevoerd waarom hij de Nederlandse woning heeft aangehouden en waarom hij zich niet heeft uitgeschreven, maar die argumenten doen niet af aan die omstandigheden als zodanig. Ook is er een band met Nederland via de BV, die bovendien naar de rechtbank begrijpt tijdens het VS-verblijf (statutair) gevestigd bleef in Nederland. Belanghebbende heeft verder bank- en spaartegoeden aangehouden in Nederland.

Verder is van belang dat de in 2.4 vermelde aanstelling in die zin een tijdelijk karakter had dat de verlenging afhankelijk was van fondsen, en dat het visum dat belanghebbende ontving voor zijn verblijf in de Verenigde Staten van tijdelijke aard was. Gelet hierop was er een kans dat belanghebbende na die periode terug zou keren naar Nederland. Belanghebbende heeft weliswaar verklaard dat zijn intentie was om in de Verenigde Staten te blijven (mogelijk bij een andere werkkring) maar die intentie neemt niet weg dat tijdens het VS-verblijf belanghebbende op diverse – hiervoor genoemde – manieren de banden met Nederland heeft behouden. Tot slot verdient opmerking dat er ook geen sprake is van een contra-indicatie in de feiten en omstandigheden ná de onderhavige jaren: belanghebbende is immers teruggekeerd.

Nu belanghebbende inwoner van Nederland is in de zin van artikel 4 van de AWR, is belanghebbende terecht aangeslagen als binnenlands belastingplichtige.

Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van het Verdrag het heffingsrecht aan de Verenigde Staten toekomt. De inspecteur betwist dit standpunt. Tussen partijen is in dit kader in de eerste plaats in geschil (i) of belanghebbende ingevolge de wetgeving van de Verenigde Staten ook inwoner is van de Verenigde Staten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, eerste volzin, van het Verdrag (hierna: fiscale VS-inwoner), en zo ja (ii) van welk land belanghebbende inwoner is voor de toepassing van het Verdrag op grond van de zogenoemde tie-breaker van artikel 4, tweede lid van het Verdrag. Verder beroepen beide partijen zich op artikel 21, eerste lid, van het Verdrag.

In zijn beroepschrift heeft belanghebbende zich aanvankelijk alleen op het standpunt gesteld dat toepassing van artikel 21 van het Verdrag niet relevant is, omdat belanghebbende op grond van artikel 4 van de AWR niet binnenlands belastingplichtig is. In het verweerschrift is de inspecteur kort ingegaan op artikel 4 van het Verdrag. Pas bij brief van 27 juli 2017 heeft belanghebbende gesteld dat hij fiscale VS-inwoner is en (ook) daarom het heffingsrecht ter zake van de VS-looninkomsten niet aan Nederland toekomt. Belanghebbende heeft daarbij gewezen op een passage over de zogenoemde ‘substantial presence’-test, welke passage volgens belanghebbende afkomstig is van de website van de belastingautoriteiten van de Verenigde Staten, overigens zonder concrete bronvermelding.

Ter zitting heeft de rechtbank partijen voorgehouden dat, anders dan waarvan de inspecteur mogelijk is uitgegaan, de omstandigheid dat van belanghebbende feitelijk geen inkomstenbelasting is geheven (zie 2.6), niet doorslaggevend is voor de beantwoording van de vraag of belanghebbende fiscale VS-inwoner is (vgl. HR 16 januari 2009, ECLI:NL:HR:2009:AY9937, rov. 3.1).

Gelet op het voorgaande is er onvoldoende partijdebat geweest met betrekking tot voormelde vraag. Verder hebben partijen zich nog onvoldoende uitgelaten over hun standpunten – waaronder die ter zake van de gevolgen voor de aanslag op andere onderdelen dan de VS-looninkomsten – voor het geval de rechtbank belanghebbende in het gelijk zou stellen met betrekking tot de in 2.14 vermelde geschilpunten (i) en (ii).

Internationaal werkzaam, zeevarend? Werkzaam in de bagger- of offshore-industrie? Neem contact op met Robelco Tax Services!

X