Vincent de Groot: "Onze dienstverlening is volledig gericht op de internationale werknemer. Door de uitgebreide ervaring met en de specifieke kennis over onder meer de fiscale omstandigheden van zeevarenden, personen werkzaam in de offshore-industrie en bij baggerbedrijven, maar ook voor andere internationaal mobiele werknemers, weet u zeker dat uw fiscale zaken in vertrouwde en deskundige handen zijn.

Bent u buiten Nederland werkzaam? Zit u met vragen over belastingen en sociale premies? Niet alleen voor het verzorgen van uw Nederlandse aangifte inkomstenbelasting, maar ook bij advisering over werken buiten Nederland of voor een buitenlandse werkgever en wonen buiten Nederland bent u bij ons aan het juiste adres!"



Translate this site


Buitenlands inkomen piloot toch belast in Nederland

Belanghebbende is woonachtig in Nederland. In 2009 was belanghebbende als piloot werkzaam voor een Britse luchtvaartmaatschappij waarvan de werkelijke leiding zich in het Verenigd Koninkrijk (hierna: het VK) bevindt. Tot 26 februari 2009 was belanghebbende gestationeerd in Londen (het VK). Vanaf 27 februari 2009 was hij gestationeerd op het vliegveld […] (Frankrijk).

Belanghebbende heeft gedurende de periode van zijn stationering in Frankrijk een arbeidsinkomen genoten van € 81.284. Voor het inkomen dat hij heeft genoten gedurende de periode van zijn stationering in het VK, ten bedrage van € 5057, is een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend.

Voor het Hof was in geschil of het arbeidsinkomen dat belanghebbende gedurende de periode van zijn stationering in Frankrijk heeft genoten op grond van artikel 15, lid 3, van het Belastingverdrag Nederland-Frankrijk van 16 maart 1973 (hierna: het Verdrag), (uitsluitend) aan Nederland ter heffing is toegewezen.

Het Hof heeft voor zover van belang geoordeeld dat artikel 15, lid 3, van het Verdrag het heffingsrecht toekent aan het woonland en dat de plaats waar de werkelijke leiding van de onderneming is gevestigd op grond van deze bepaling niet van belang is. De met ingang van 1977 in het OESO-modelverdrag gegeven definitie van het begrip ‘internationaal verkeer’ kan, aldus het Hof, geen betrekking hebben op artikel 15, lid 3, van het Verdrag, aangezien deze bepaling niet is afgestemd op het OESO-modelverdrag en niet is gebleken van gewijzigde opvattingen omtrent de uitlegging van het onderhavige artikel in het Verdrag.

Tegen deze oordelen komt het middel op met het betoog dat het Verdrag dynamisch moet worden uitgelegd. Het middel betoogt voorts dat de in 1977 in artikel 3, lid 1, letter e, van het OESO-modelverdrag opgenomen definitie van het begrip ‘internationaal verkeer’ meebrengt dat de toewijzingsregel van artikel 15, lid 3, van het Verdrag alleen van toepassing is als het luchtvaartuig wordt geëxploiteerd door een onderneming waarvan de plaats van de werkelijke leiding is gelegen in een van de verdragsluitende Staten.

Op grond van artikel 15, lid 3, van het Verdrag is de beloning die de inwoner van een van de verdragsluitende Staten verkrijgt ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een luchtvaartuig in internationaal verkeer slechts belastbaar in die (woon-) Staat. De toewijzing van de belastbaarheid van arbeidsinkomen aan de woonstaat in artikel 15, lid 3, van het Verdrag verschilt daarmee van de overeenkomstige bepaling in het OESO-modelverdrag, zowel in de versie van 1963 als in de versies vanaf 1977. Die bepaling kent immers het heffingsrecht toe aan de Staat waar de feitelijke leiding van de onderneming is gevestigd.

Gelet op de duidelijk van de regeling van het OESO-modelverdrag afwijkende toewijzing in artikel 15, lid 3, van het Verdrag van de belastbaarheid van arbeidsinkomen aan de woonstaat, en in aanmerking nemende dat niet is gebleken van gewijzigde opvattingen van de verdragsluitende partijen omtrent de uitlegging van deze verdragsbepaling, kan bij de uitlegging van het begrip ‘internationaal verkeer’ in artikel 15, lid 3, van het Verdrag geen betekenis toekomen aan de vanaf 1977 in artikel 3, lid 1, letter e, van het OESO-modelverdrag opgenomen – en in het Verdrag ontbrekende – definitie van dit begrip. Daarom moet er van worden uitgegaan dat de toewijzingsregeling van voornoemd artikel 15, lid 3, ook van toepassing is in een geval als het onderhavige, waarin de onderneming die het luchtvaartuig exploiteert, is gevestigd in een derde land. In zoverre faalt het middel.

Voor zover het middel betoogt dat artikel 3, lid 2, van het Verdrag meebrengt dat aansluiting moet worden gezocht bij de Staat waar de werkelijke leiding van de onderneming is gevestigd, faalt het evenzeer. Uit de in het middel vermelde bepalingen, noch uit andere nationale bepalingen volgt dat het begrip ‘internationaal verkeer’ in Nederland op de door het middel voorgestane wijze moet worden uitgelegd.

Internationaal werkzaam, zeevarend? Werkzaam in de bagger- of offshore-industrie? Neem contact op met Robelco Tax Services!

X