Vincent de Groot: "Onze dienstverlening is volledig gericht op de internationale werknemer. Door de uitgebreide ervaring met en de specifieke kennis over onder meer de fiscale omstandigheden van zeevarenden, personen werkzaam in de offshore-industrie en bij baggerbedrijven, maar ook voor andere internationaal mobiele werknemers, weet u zeker dat uw fiscale zaken in vertrouwde en deskundige handen zijn.

Bent u buiten Nederland werkzaam? Zit u met vragen over belastingen en sociale premies? Niet alleen voor het verzorgen van uw Nederlandse aangifte inkomstenbelasting, maar ook bij advisering over werken buiten Nederland of voor een buitenlandse werkgever en wonen buiten Nederland bent u bij ons aan het juiste adres!"



Translate this site


Navorderingstermijn van 12 jaar voor buitenlands inkomen mogelijk een belemmering van kapitaalverkeer

Het Hof heeft geoordeeld dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. Daartoe heeft het onder meer overwogen dat de verlengde navorderingstermijn van artikel 66, lid 1, aanhef en onder 2, SW 1956 op 31 december 1993 reeds bestond en dat deze valt onder de standstillbepaling van artikel 64 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) omdat het aanhouden van een bankrekening in Zwitserland valt onder het begrip ‘het verrichten van financiële diensten’ als bedoeld in artikel 64 VWEU. Ook de schenking valt onder het verrichten van financiële diensten als bedoeld in artikel 64 VWEU. Voor het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de verenigbaarheid van de verlengde navorderingstermijn van artikel 66, lid 1, aanhef en onder 2, SW 1956 met het recht op vrij kapitaalverkeer van artikel 63 VWEU zag het Hof geen aanleiding.

Het eerste middel richt zich tegen het oordeel van het Hof dat de termijnbepaling van artikel 66, lid 1, aanhef en onder 2, SW 1956 valt onder de zogenoemde standstillbepaling van artikel 64 VWEU. Het middel betoogt dat de schenking niet valt onder het begrip ‘financiële diensten’ als bedoeld in artikel 64 VWEU en dat daarom de standstillbepaling niet van toepassing is.

De zogenoemde standstillbepaling van artikel 64 VWEU strekt ertoe – voor zover hier van belang – dat het verbod op beperkingen van kapitaalverkeer tussen lidstaten en derde landen niet van toepassing is indien het bepaalde, in artikel 64 VWEU gedefinieerde beperkingen betreft die reeds op 31 december 1993 bestonden uit hoofde van het nationale recht of het recht van de Unie. De vraag of die standstillbepaling in dit geval van toepassing is op de heffing van recht van schenking hoeft daarom alleen te worden beantwoord indien die heffing een door artikel 63 VWEU verboden beperking vormt van het vrij verkeer van kapitaal.

Het Hof van Justitie heeft met betrekking tot de verlengde navorderingstermijn van artikel 16, lid 4, AWR ter zake van de heffing van inkomsten- en vermogensbelasting onder meer voor recht verklaard dat artikel 56 EG (thans 63 VWEU) zich niet ertegen verzet dat, wanneer voor de belastingautoriteiten van een lidstaat spaartegoeden en inkomsten uit deze tegoeden zijn verzwegen en deze autoriteiten geen aanwijzingen over het bestaan ervan hebben op basis waarvan zij een onderzoek kunnen instellen, deze lidstaat een langere navorderingstermijn toepast wanneer deze tegoeden in een andere lidstaat zijn aangehouden dan wanneer zij in eerstgenoemde lidstaat zijn aangehouden.1 In de daarop volgende arresten van 26 februari 20102 heeft de Hoge Raad onder meer geoordeeld dat wanneer die aanwijzingen er wel zijn en naar aanleiding daarvan een navorderingsaanslag wordt opgelegd na het verstrijken van de termijn die zou gelden met betrekking tot tegoeden die worden aangehouden in de eigen staat, de daaruit voortvloeiende beperking van het vrije kapitaalverkeer moet worden aanvaard indien de navorderingsaanslag wordt opgelegd met inachtneming van het tijdsverloop dat na het opkomen van de bedoelde aanwijzingen noodzakelijkerwijs is gemoeid met (i) het verkrijgen van de inlichtingen die nodig zijn voor het bepalen van de verschuldigde belasting, en tevens (ii) het met redelijke voortvarendheid voorbereiden en vaststellen van een aanslag aan de hand van de gegevens die de inspecteur ter beschikking staan.

Het is niet voor redelijke twijfel vatbaar dat het voorgaande ook heeft te gelden voor de toepassing van de twaalfjaarstermijn van artikel 16, lid 4, AWR bij de navordering van recht van schenking. Dit is niet anders als de aanvang van die termijn op grond van artikel 66, lid 1, aanhef en onder 2, SW 1956 is gelegen op de dag van inschrijving van de akte van overlijden van de schenker of de begiftigde in de registers van de burgerlijke stand. Dit aanvangstijdstip geldt immers gelijkelijk in binnenlandse en grensoverschrijdende situaties. Hieruit volgt dat zich alleen dan een door artikel 63 VWEU verboden belemmering van het vrije verkeer kan hebben voorgedaan, als de onderhavige navorderingsaanslag niet is opgelegd met inachtneming van het hiervoor in 2.3.3, slotzin, bedoelde tijdsverloop. De vraag of die navorderingsaanslag is opgelegd met inachtneming van dat tijdsverloop is echter niet aan de orde gesteld. Er moet daarom van worden uitgegaan dat het opleggen van de navorderingsaanslag niet een belemmering als hiervoor bedoeld oplevert. De door het middel opgeworpen vraag naar de toepasselijkheid van de standstillbepaling van artikel 64 VWEU is daarom van geen belang voor de beslissing in deze zaak.

Internationaal werkzaam, zeevarend? Werkzaam in de bagger- of offshore-industrie? Neem contact op met Robelco Tax Services!

X