- Belanghebbende, die woont in Nederland, is vanaf 1 november 2002 als ‘staff member’ werkzaam bij Eurojust. Daarnaast is hij reservist bij het Ministerie van Defensie en wordt hij als zodanig enkele dagen per jaar opgeroepen om werkzaamheden te verrichten.
- De SVB heeft belanghebbende met ingang van 1 april 2006 alleen verzekerd geacht voor de Algemene Ouderdomswet (hierna: AOW) voor de dagen dat hij als reservist werkzaamheden heeft verricht.
- Voor de CRvB was in geschil of belanghebbende vanaf 1 april 2006 volledig verzekerd is geweest voor de AOW.
- Voor de CRvB was niet in geschil dat belanghebbendes werkzaamheden voor Eurojust op grond van artikel 14, lid 2, van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Eurojust van 15 maart 2006, Trb. 2006, 68 (hierna: de Zetelovereenkomst), niet leiden tot verzekering voor de AOW. Evenmin was in geschil dat belanghebbendes werkzaamheden als reservist op grond van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (hierna: KB 746) op zichzelf wel leiden tot verzekering voor de AOW.
- Artikel 14, lid 2, van de Zetelovereenkomst verhindert naar het oordeel van de CRvB echter verzekering voor de AOW op grond van KB 746, omdat staff members van Eurojust in alle opzichten zijn uitgesloten van verplichte sociale verzekeringen in Nederland, dus ook voor andere werkzaamheden dan die voor Eurojust.
Tegen het hiervoor weergegeven oordeel richt zich het beroepschrift in cassatie met een aantal klachten.
De eerste en tweede klacht houden in dat het Besluit van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken, nr. 2002/187/JBZ (hierna: het Eurojustbesluit), prevaleert boven de Zetelovereenkomst en dat de Staff Regulations of Officials of the European Communities en de Conditions of Employment of Other Servants of the European Communities (hierna tezamen: de EU-regelingen) die op grond van het Eurojustbesluit op belanghebbende van toepassing zijn, zijn verzekering voor de AOW in Nederland niet uitsluiten.
Gelet op de bewoordingen van artikel 14, lid 2, van de Zetelovereenkomst zijn de in dat artikellid bedoelde personen in alle opzichten uitgesloten van de verplichte sociale verzekeringen in Nederland (hierna: de uitsluiting). De uitsluiting betreft zowel de verplichte verzekering als de daaruit voortvloeiende heffing van premies.
Aangezien voor staff members van Eurojust, anders dan voor hun familieleden in artikel 14, lid 3, van de Zetelovereenkomst is bepaald, niet is voorzien dat de in 2.4.3 bedoelde uitsluiting buiten toepassing kan blijven, ook niet voor het geval die staff members aan de regelingen van Eurojust geen met de Nederlandse sociale verzekeringen vergelijkbare rechten kunnen ontlenen, moet worden aangenomen dat de verdragsluitende partijen hebben bedoeld hen zonder uitzonderingsmogelijkheid uit te sluiten van de verplichte sociale verzekeringen in Nederland. Anders dan in de klachten wordt betoogd leidt de omstandigheid dat de uitsluiting niet is voorzien in de EU-regelingen, niet tot een ander oordeel.
Op grond van het voorgaande falen de eerste en tweede klacht. De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.