Vincent de Groot: "Onze dienstverlening is volledig gericht op de internationale werknemer. Door de uitgebreide ervaring met en de specifieke kennis over onder meer de fiscale omstandigheden van zeevarenden, personen werkzaam in de offshore-industrie en bij baggerbedrijven, maar ook voor andere internationaal mobiele werknemers, weet u zeker dat uw fiscale zaken in vertrouwde en deskundige handen zijn.

Bent u buiten Nederland werkzaam? Zit u met vragen over belastingen en sociale premies? Niet alleen voor het verzorgen van uw Nederlandse aangifte inkomstenbelasting, maar ook bij advisering over werken buiten Nederland of voor een buitenlandse werkgever en wonen buiten Nederland bent u bij ons aan het juiste adres!"



Translate this site


Korting van 4% op het AOW-pensioen

In geding is of het pensioen van appellante terecht is vastgesteld op 92% van het maximale pensioen ingevolge de AOW. De omvang van het geding is evenwel beperkt tot een korting van 4% op het pensioen, nu het hoger beroep alleen betrekking heeft op de periode van 16 juni 2012 tot en met 29 oktober 2014.

Tussen partijen is niet in geschil dat appellante in deze periode geen ingezetene is geweest of ter zake van in Nederland of op het continentaal plat in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting onderworpen is geweest als bedoeld in de zin van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, respectievelijk onder b, van de AOW. Van de zijde van appellante is aangegeven – wat niet in geschil is – dat zij in deze periode niet in Nederland woonde, maar in Zweden, en niet in loondienst heeft gewerkt.

Appellante kan niet worden gevolgd in haar stelling die erop neerkomt dat zij over de periode van 16 juni 2012 tot en met 29 oktober 2014 als verzekerde dient te worden aangemerkt, ongeacht of zij in deze periode ingezetene van Nederland was. Nu appellante in deze periode geen ingezetene was van Nederland en de personen waarmee zij haar situatie vergelijkt destijds wel ingezetenen van Nederland waren, bevond appellante zich in deze periode niet in een situatie die voor de toepassing van artikel 6 van de AOW op één lijn is te stellen met degene die ingezetene was. Hierbij is van belang dat de door appellante genoemde premie voor ziektekosten, procentuele inhouding voor ziektekosten en de AWBZ-premie, die zij in de periode in geding verschuldigd was, geen verband houden met de verzekering ingevolge de AOW. Niet is gebleken dat appellante in de periode in geding premie ingevolge de AOW heeft betaald of verschuldigd was.

Voor zover de beroepsgronden van appellante waarin zij zich vergelijkt met personen die in de periode van 16 juni 2012 tot en met 29 oktober 2014 ingezetene waren van Nederland, zouden moeten worden aangemerkt als een beroep op het verbod van discriminatie naar woonplaats, slagen deze beroepsgronden evenmin. Uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat er voor het onderscheid op basis van de (buitenlandse) woonplaats een toereikende objectieve rechtvaardiging bestaat. In onder meer zijn uitspraak van 3 januari 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BH5599, heeft de Raad overwogen dat het streven van de regelgever om terug te gaan naar de oorspronkelijke bedoeling van de volksverzekeringen om alleen ingezetenen te verzekeren, als een gerechtvaardigd doel kan worden gekwalificeerd. Daarbij merkt de Raad op dat – anders dan in de genoemde uitspraak – jegens appellante geen sprake is van toepassing van gewijzigde (lagere) regelgeving, maar slechts van toepassing van de onveranderde hoofdregel van ingezetenschap, die is neergelegd in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de AOW. Naar het oordeel van de Raad is het daarvoor gekozen middel, uitsluiting van de verzekering van niet-ingezetenen, geschikt en proportioneel. Geconstateerd wordt nog dat het cassatieberoep tegen de uitspraak van 3 januari 2008 bij arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ1980, ongegrond is verklaard.

Voorts wordt gewezen op de uitspraken van 17 juli 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD8827, en 2 maart 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV7609, waarin is overwogen dat de Raad niet bevoegd is de bepalingen van de AOW te toetsen aan de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en de Grondwet. Hierbij is verwezen naar artikel 120 van de Grondwet en het arrest van de Hoge Raad van 14 april 1989, ECLI:NL:PHR:1989:AD5725 (Harmonisatiewet).

Internationaal werkzaam, zeevarend? Werkzaam in de bagger- of offshore-industrie? Neem contact op met Robelco Tax Services!

X